
Spreekwoorden: (1914)
Nuchter(en) blijven van iets,d.w.z. iets niet krijgen, zijn mond kunnen afvegen (zie Ndl. Wdb. I, 1741), ergens geen aandeel in hebben, iemands neus voorbij gaan. In de 17<sup>de<-sup> eeuw nuchter zijn van iets, geen deel hebben aan iets, eig. er niet van proeven. Thans uitsluitend &lsq...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778

Spreekwoorden: (1914)
Nuchter(en) blijven van iets,d.w.z. iets niet krijgen, zijn mond kunnen afvegen (zie Ndl. Wdb. I, 1741), ergens geen aandeel in hebben, iemands neus voorbij gaan. In de 17<sup>de<-sup> eeuw nuchter zijn van iets, geen deel hebben aan iets, eig. er niet van proeven. Thans uitsluitend &lsq...
Gevonden op
https://www.encyclo.nl/lokaal/10778
Geen exacte overeenkomst gevonden.